Op deze pagina besteden we aandacht aan alle bekende en onbekende inwoners van onze gemeente die een rol hebben gespeeld in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat zijn er tientallen geweest. En er komen nog steeds nieuwe namen bij.
In de aanloop naar de viering van 80 jaar vrijheid in 2025 heeft Comité er bij het gemeentebestuur voor gepleit om in dit lustrumjaar ten minste tien lokale verzetslieden met een straatnaam te eren. Lees hier ons verzoek.
Ook is bij die gelegenheid gepleit voor een kunstwerk waarmee alle Hoornse mannen, vrouwen en kinderen die een rol hebben gespeeld in het verzet worden geëerd.
Op 3 september 2024 hebben burgemeester en wethouders van Hoorn negen straatnamen van verzetslieden vastgesteld. Dat zijn: Truus Mengerplein, Dieuw van Vlietstraat, Aaf Dellstraat, Trien de Haanstraat, Odile Moereelsstraat, Gre Visserstraat, Stuijfbergenstraat, Trigallezhof en Lies Langereisstraat. Deze straten komen in de nieuwe woonwijk op het Pelmolenpad.
Vermomd als Duitse verpleegster heeft Truus geprobeerd haar door de Duitsers opgepakte verzetsvriendin Hannie Schaft te bevrijden uit de gevangenis nadat deze na een moordaanslag was opgepakt. Hannie bleek toen al door de Duitsers te zijn geëxecuteerd.
Zij was de oprichter van de Stichting Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers (COVVS), waarvan ze tot aan haar dood in 2014 bestuurslid was. In Hoorn werd ze medeoprichter van de Stichting het Hoorns Comité 40-45; na haar dood werd ze benoemd tot erelid.
Truus Menger-Oversteegen werd vooral bekend onder de naam van haar man Piet Menger, die ze in het verzet had leren kennen en met wie ze in Westfriesland kwam wonen. Overal ter wereld staan beelden van haar, onder andere in Soweto. In 1968 had ze in Israël haar eerste tentoonstelling. Bij die gelegenheid kreeg ze de Yad Vashemonderscheiding. In 1982 schreef ze over haar oorlogsverhalen het boek Toen niet, nu niet, nooit, dat ook in het Engels is vertaald.
In West-Friesland is Truus Menger vooral bekend geworden als beeldhouwer en schrijver. In Hoorn staan vijf beelden van haar: het vliegersmonument op de Westerdijk en een serie van vier handen: afscheid, woede, wanhoop en steun.
Na de oorlog sprak Truus Menger tot op hoge leeftijd onvermoeibaar op middelbare scholen en universiteiten over oorlog, antisemitisme en onverschilligheid.
In 1998 werd Truus Menger vanwege haar verdiensten benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Op 15 april 2014 ontving zij samen met haar zus Freddie uit handen van toenmalig premier Mark Rutte het Mobilisatie-Oorlogskruis. Sinds 12 juni 2014 is er in Haarlem een Truus Oversteegenstraat. Ook is er een Truus Oversteegenstraat in Montfoort (Utrecht). Zie ook: Verzetsstrijder Truus Menger-Oversteegen verwerkte haar oorlogservaringen in haar kunst – Oorlog in Hoorn
In februari 1944 werd Aaf Dell opgepakt toen zij een Joodse baby naar een onderduikadres op de Tweeboomlaan bracht. Aaf werd gearresteerd, zweeg tijdens de verhoren als het graf en werd gedeporteerd naar Kamp Ravensbrück. Daar ontsnapte ze tot drie maal toe aan de gaskamers.
Godsdienstlerares Dieuw van Vliet verhuisde na de arrestatie samen met haar hulp Aaf Laan en hun onderduikers naar Roode Steen 13. Op 24 maart 1945 werden zij door de SS gearresteerd en in Amsterdam gevangen gezet. Op 14 april kwamen Dieuw en haar hulp vrij. Lopend gingen ze naar Hoorn, waar ze twee dagen later aankwamen.
Aaf Dell, sterk vermagerd maar geestelijk ongebroken, keerde op 2 juni 1945 in Hoorn terug. Leerlingen en hun ouders, familie en vrienden zorgden voor een ontroerende ontvangst.
Aaf en Dieuw bleven lesgeven en samenwonen tot aan hun dood. Ze liggen samen in één graf begraven op de algemene begraafplaats aan de Berkhouterweg.
In 1972 ontvingen Aaf en Dieuw uit handen van de ambassadeur van Israël de Medaille de Justes van Yad Vashem als dank voor het huisvesten van Joodse landgenoten in de Tweede Wereldoorlog. Aan de gevel van het pand Grote Oost 4-6 werd in 1996 een plaquette geplaatst ter herinnering aan beider inzet.
Zie ook: Onderduikers in het Duitse hoofdkwartier – Oorlog in Hoorn
Bart de Haan (1891-1967) was machinist bij de gemeentelijke gasfabriek en al in 1933 bestuurslid van het Comité van Verweer tegen Reactie, Fascisme en Dreigend Oorlogsgevaar.
Trien en Bart verspreidden samen met hun tienerdochter Nellie ondergrondse kranten en pamfletten, brachten onderduikers onder en regelden passen voor mensen die naar het buitenland vluchten.
Op 27 februari 1942 werd Trien gearresteerd. Na een half jaar gevangenschap in het Oranjehotel in Scheveningen, belandde ze in Kamp Ravensbrück. Met de gedichten die Trien in Ravensbrück schreef, probeerde ze in de allerzwartste tijd haar kampgenoten moed en hoop te geven. Op 22 april 1945 werd Trien door het Zweedse Rode Kruis uit Kamp Ravensbrück gered. Drie maanden later keerde ze terug in Hoorn.
Tijdens haar gevangenschap zetten Bart en Nellie hun gezamenlijke verzetsactiviteiten voort. Noorderstraat 12 werd een belangrijk onderduikadres. Tot het einde van de oorlog werd onderdak geboden aan ongeveer vijftien Joden, Italiaanse krijgsgevangenen, geallieerde piloten en spoorwegstakers. De dagelijkse zorg voor hen rustte grotendeels op de schouders van tienerdochter Nellie.
Bart beheerde het wapendepot van de lokale linkse verzetsgroep waaraan hij actief deelnam. Aan het eind van de oorlog werd hij opgenomen in de LO/KP. Na de bevrijding had hij zitting in verschillende zuiveringscommissies en werd hij door zijn werkgever een jaar vrijgesteld om bewakingsdiensten te verrichten in De Krententuin.
Zie ook: Heldin zonder standbeeld – Oorlog in Hoorn
Trien de Haan-Zwagerman (1891-1986) | Hoorns Biografisch Woordenboek (oudhoorn.nl)
Bartele Boele (Bart) de Haan (1891-1967) | Hoorns Biografisch Woordenboek (oudhoorn.nl)
Odile Moereels (1880-1964), Belgische van geboorte, verzorgde als jonge verpleegkundige tijdens de Eerste Wereldoorlog al gewonde Belgische soldaten. Na de oorlog verhuisde ze terug naar Nederland, waar ze was opgegroeid en opgeleid. In 1921 werd ze directrice van het algemeen Stadsziekenhuis aan het Kerkplein in Hoorn, een ziekenhuis vooral bestemd voor armere patiënten.
Tijdens de oorlog nam ze Joodse onderduikers als verpleegster aan. Alleen al hierdoor heeft ze zeker tien Joodse vrouwen het leven gered. Toen een van de verpleegsters in verwachting raakte en moest bevallen, gebeurde dat in het ziekenhuis. Vriendin Aaf Dell bracht het net geboren jongetje, Loekie Themans, naar een ander onderduikadres en werd gearresteerd. Loekie overleefde de oorlog.
Als er een Duitse inval of inspectie aan dreigde te komen, verklaarde Odile een hele ziekenhuisbarak tot quarantainegebied wegens roodvonk. Daar werden dan tijdelijk onderduikers verstopt, omdat de Duitsers niets te maken wilden hebben met ernstig besmettelijke zieken.
Na de bevrijding ontving Odile Moereels de erepenning van de stad Hoorn. In 1971 kreeg ze postuum van Yad Vashem de oorkonde voor Rechtvaardige onder de Volkeren.
Zie ook: Bescheiden ziekenhuisdirectrice blijkt verzetsheld – Oorlog in Hoorn
Odile Marie Elisabeth Moereels (1880-1964)| Hoorns Biografisch Woordenboek (verenigingoudhoorn.nl)
Gré Visser (1917-2012) woonde haar leven lang in Hoorn. In 1936 trouwde zij met Jan Ruiter en een jaar later begonnen zij en haar man op Grote Oost 35 een meubelmakerij annex woninginrichting. Toen hen in 1942 werd gevraagd de Joodse dokter Mustaaf en zijn vrouw in huis te nemen, zeiden ze "ja". Daarna volgden nog vele anderen, die voor korte of langere tijd onderdak bij hen vonden, zoals het echtpaar Soesman.
Voor de onderduikers werd de achterzijde van de woning verbouwd zodat twee kasten rondom een schoorsteen dienst konden doen als opvangplek. Gré en Jan stelden hun huis ook open voor vergaderingen van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers.
Een tijdlang woonden er zelfs zestien mensen in het pand. Een riskante zaak, want de Ortskommandantur was schuin tegenover hun winkel in een groot pand gevestigd.
Jan regelde op basis van een inmiddels verkregen vertrouwensrelatie met ambtenaren op het gemeentehuis bonkaarten. Gré deed koerierswerk, waarvoor ze vaak naar Groningen en Utrecht reisde. Zij haalde en bracht bonkaarten, vervalste persoonsbewijzen, stempels en wapens voor het verzet. In West-Friesland wist zij diverse onderduikers onder te brengen.
In juni 1944 werd Gré Visser opgepakt door de landwacht. Huiszoeking leidde tot de vondst van verdachte zaken, waarvoor Gré koelbloedig verklaringen verzon. Toen ze in Amsterdam door de Sicherheitsdienst (SD) verhoord werd, schopte het hoofd van de SD, Willy Lages haar vloekend de deur uit.
Terug in Hoorn nam Gré de draad weer op en zorgde voor oude en nieuwe onderduikers. De barre wintermaanden vroegen veel van haar energie en vindingrijkheid. Toen Jan tegen het eind van de oorlog bij het verzet in de problemen kwam vanwege vermeende handel in bonkaarten, nam Gré het voor hem op en waarschuwde hem. Hun huwelijk viel echter niet meer te redden. Kort na de oorlog is Gré van haar man gescheiden.
In 2009 – zij was toen 92 – schreef Gré Visser over haar tijd in de oorlog het boek "Toen was ik Greetje van Hoorn…nu Gré Visser". In 2011 werd ze benoemd tot ereburger van Hoorn. De Israëlische ambassadeur Haim Divon reikte op 3 december 2015 postuum de penningen en oorkondes van Yad Vashem uit aan twee kleindochters en een achterkleindochter van Gré Visser. Door deze handeling werd Visser benoemd tot Rechtvaardige onder de Volkeren.
Zie ook: Het stille geheim achter een winkelpui – Oorlog in Hoorn
Gré Visser (1917-2012) | Hoorns Biografisch Woordenboek (oudhoorn.nl)
In het rooms-katholieke gezin van Mulo-leraar Simon Stuijfbergen (1895-19630 en Maria Stuijfbergen-Koopman 1891-1954) en hun zeven kinderen heerste direct vanaf het begin van de bezetting een sterk anti-Duitse en anti-NSB houding.
Kees Stuijfbergen (1921-2002), de een na oudste zoon, was al vroeg tijdens de oorlog actief in het verzet. Het begon in 1941 met het verspreiden van illegale blaadjes. Vervolgens kwam via de parochie het verzoek om een onderduikplaats te verzorgen. Al snel kreeg Kees de taak om onderduikers op te vangen bij de stations van vertrek en aankomst.
Toen de voedselvoorziening aan onderduikers een probleem werd, was Kees een van degenen die op 1 februari 1944 een overval op het distributiekantoor in het gemeentehuis van Spanbroek beraamden. Op 26 februari 1944 was hij een van de daders van een overval op het distributiekantoor in Hoorn. Niet veel later was Kees betrokken bij de beslissing om een jonge Joodse vrouw met contacten met de Duitsers te liquideren. Een bijzonder tragische gebeurtenis en een moeilijke beslissing, schreef hij daar later over.
In mei 1944 nam hij deel aan een overval op het gemeentehuis in Ursem. Daar werden het hele bevolkingsregister, blanco persoonsbewijzen, distributie-stamkaarten en stempels buitgemaakt.
Vader Simon, moeder Maria en oudste broer Leo Stuijfbergen (1920-1945) werden op 12 juli 1944 gearresteerd bij een inval door de beruchte SD-chef Willy Lages. Een kort daarvoor in Alkmaar gearresteerde en later gefusilleerde verzetsman had bij zijn verhoor namen van Hoornse verzetslieden genoemd. Kees was op tijd getipt en sliep die nacht niet thuis.
Groot was echter de schrik toen bleek dat de SD zijn vader, moeder en oudste broer hadden meegenomen met de boodschap dat ze vrij zouden komen als Kees zich zou melden.
Maria kwam in de vrouwengevangenis aan de Amstelveenseweg, Simon in kamp Amersfoort en Leo, die zich had onttrokken aan tewerkstelling voor de Duitsers, kwam terecht in Kam kamp Vught.
Simon werd vanwege zijn leeftijd een maand later vrijgelaten; Maria na bijna twee maanden. Leo echter werd van Vught naar Bergen-Belsen overgebracht waar hij op 9 maart 1945 aan vlektyphus overleed.
Na de arrestatie van zijn ouders en broer werd Kees lid van de nieuw te vormen Knokploeg Amsterdam. Samen met Kees Geurtsen dook hij onder op het Valeriusplein. Op 19 augustus 1944 werd Kees in de buurt van Limmen gearresteerd, maar slaagde hij erin te ontvluchten.
Na Dolle Dinsdag besloten de in Amsterdam ondergedoken knokploegleden uit Hoorn naar hun thuisstad terug te keren. Vanuit een onderduikadres in de Wogmeer waren ze bij diverse acties betrokken. Intussen had ook Sam Stuijfbergen (1924- ) zich bij de Knokploeg Hoorn aangesloten, die met zijn komst uit negen leden bestond. Sam werkte onder andere mee aan de wapendropping van 8 september 1944 op Mandrill.
Tot de opdrachten van de knokploeg hoorde ook het doen van invallen bij zwarthandelaren. Een grote vangst was die bij een jamfabriek in Blokker. Daar werden een groot aantal potten jam, vruchten en een flinke voorraad suiker buit gemaakt. Er was zoveel, dat er zelfs een grote vrachtauto met jam en vruchten naar een Amsterdams ziekenhuis kon. Tussen de bedrijven door werd bij een overval in Obdam het bevolkingsregister weggehaald.
Kees schreef over zijn oorlogservaringen in 1995 het boek "We wisten niet was ons overkwam".
Zie ook: De familie Stuijfbergen: een gezin in het verzet – Oorlog in Hoorn
Het jonge stel dook onder in Amsterdam waar ze de Hoornse verzetsman Ab Vortman ontmoetten. Twee andere Hoornse verzetsstrijders, Kees Stuijfbergen en Joop Oosterwijk, zaten in de buurt ondergedoken.
Op 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) leek de bevrijding nabij. Georges Trigallez en zijn verloofde Henny Schat wilden die in Hoorn meemaken, samen met de leden van de Hoornse knokploeg die ze in Amsterdam hadden leren kennen. De knokploeg dook onder in Berkhout, later in de Wogmeer. Vandaaruit was Georges als wapenmeester en Henny als koerierster betrokken bij vele risicovolle acties.
Bij een razzia van de Duitsers in Berkhout slaagde de ploeg erin net op tijd weg te komen. Henny bleef achter met de gevaarlijke taak de Grüne Polizei te woord te staan en om de tuin te leiden. Wat haar lukte, maar er moest wel een nieuw onderduikadres komen.
Voor haar koerierswerk beschikte Henny over een eigen damespistool. Dat verstopte ze in haar BH.
Georges en Henny waren bij tal van acties betrokken, zoals de overval op een jamfabriek in Blokker (zie ook de toelichting bij de gebroeders Stuijfbergen).
Een van de activiteiten die de leden van de knokploeg de meeste gewetensconflicten bezorgden en waarvan veel verzetsmensen hun leven lang last hielden, waren de liquidaties. De opdracht daarvoor kwam "van boven" van het districtshoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten. Vervolgens werd daar ook binnen de knokploeg over gestemd. Alleen als de leden unaniem voor stemden, gebeurde het ook.
Op 30 december kreeg de knokploeg onverwachts het bericht door dat de zeer gevaarlijke landverrader George Herlee in Hoorn was gesignaleerd. Georges Trigallez, Kees Geurtsen en Karel Weinreich werden erop afgestuurd. Gedrieën doodden zij Herlee, die zich op dat moment in een kapperszaak op het Kerkplein bevond. Bijna direct na de bevrijding, op 18 mei 1945 trouwden Georges Trigallez en Henny Schat op het stadhuis van Hoorn.
Lies Langereis (1909-2002) was koerierster voor zowel de Landelijke Hulp aan Onderduikers (LO) als voor het gewapend verzet. Zij was in die tijd getrouwd en stond tijdens de oorlog bekend als Lies Duursma.
In haar woning aan de Emmalaan 16 ving zij onderduikers op, terwijl recht tegenover haar een NSB'er woonde. Als de onderduikers naar het toilet wilden, moesten ze onder de venterbank door kruipen om niet ontdekt te worden. Een van die onderduikers was de kleine Kees Dijkstra (anderhalf jaar oud), die samen met zijn moeder moest onderduiken. Dat was toen zijn vader Kees, lid van de Knokploeg Hoorn, na verraad werd getipt dat de Sicherheitsdienst bij hem thuis een inval zou doen. Als er in de buurt huiszoekingen werden gedaan, moesten Kees en zijn moeder zich bij tante Lies in een donkere kast verschuilen.
In juli 1944 moest Lies voor de Hoornse leden van de knokploeg, die in de hoofdstad ondergedoken zaten, een zware koffer met wapens en bonkaarten naar Amsterdam brengen. Daarbij was het zaak de Duitse controles op het Centraal Station te omzeilen.
Op het station kwam Lies een bekende uit Hoorn tegen. Dat was een belangrijke Duitser, aanhanger van het gedachtengoed van Hitler en fan van de NSB: Herr Olpp. Brutaalweg gooide ze al haar charmes in de strijd toen de Duitser naar haar zware koffer keek. "Eten voor mijn Amsterdamse familie", loog Lies. Waarna Herr Ollpp galant de koffer voor haar droeg en ze samen ongehinderd de Duitse controles passeerden.
Dat de leden van de knokploeg Lies Duursma – letterlijk – op handen droegen, blijkt uit een foto van 10 mei 1945 waarop zij op de schouders wordt genomen door knokploeglid Kees Geurtsen. De overige leden van de knokploeg kijken goedkeurend toe. Kort na de bevrijding noemde Piet Verbeek, algeheel leider van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan onderduikers en de Knokploeg Hoorn, Lies Duursma iemand "die er altijd op uittrok om de meest moeilijke problemen op te lossen". Op 30 juni 1945, tijdens een grote bedankbijeenkomst op de Roode Steen van (voormalige) onderduikers in Hoorn, kreeg Lies Duursma bloemen overhandigd van Hoorns jongste onderduikster, Flory Polak. Net als Piet Verbeek en Henk Kleipoel, commandant van de Knokploeg Hoorn.
Na de bevrijding was Lies Duursma een van de oprichters van de landelijke Commissie voor Oorlogspleegkinderen en was ze medeoprichter van de Vereeniging van oud-illegale medewerkers in Hoorn. Tijdens de oorlog al liep haar huwelijk spaak, hoewel ze de naam Duursma nog lange tijd voerde. Omstreeks 1948 ontmoette zij haar tweede man, Klaas Fray, ex-leraar, ex-politiek gevangene en voormalig tolk in Duitsland en Brussel. In mei 1950 traden Lies en Klaas in het huwelijk. Eind jaren zestig eindigde ook dit huwelijk met een breuk. Lies trouwde met Gerrit Jan Wijnbergen en verhuisde met hem naar Apeldoorn. Daar overleed ze in 2002.