Het dagboek van soldaat Sikke Hiemstra over zijn mobilisatie

Op 24 augustus 1939 besloot de Nederlandse regering tot de zogeheten voormobilisatie van het Nederlandse leger. Aanleiding daarvoor waren de toenemende internationale spanningen. Slechts enkele dagen later, op maandag 28 augustus 1939, begon de algemene mobilisatie. In totaal zouden ongeveer 280.000 Nederlandse mannen onder de wapenen worden geroepen. Onder hen bevond zich ook de toen 34-jarige Sikke Hiemstra (1905-1997) uit Hoorn, vader van drie jonge kinderen. Diezelfde dag nog besloot Sikke zijn ervaringen vast te leggen in een dagboek. Vijfentachtig jaar later, in 2024, besloot achterkleinzoon en historicus Lars Brull het dagboek te digitaliseren en een speciale website rond het dagboek op te zetten.
De in Friesland geboren Sikke was waarschijnlijk eind jaren twintig naar Hoorn verhuisd, waar hij een baan kon krijgen bij het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN). Tijdens een dansavond in Hoorn ontmoette hij Ymkje de Jong (1908-1989), met wie hij op 14 februari 1930 trouwde. Het jonge stel ging op de Korenmarkt 12 wonen.
Thuis in Hoorn
Ymkje was een bekende verschijning in Hoorn. Zij had jarenlang een kaaswinkel gehad op de Drieboomlaan. Ook Sikke werd al snel een bekende verschijning. Hij was actief lid van de Fryske krite (Friese regio) in Hoorn, een vereniging die zich bezighield met het behoud van de Friese taal en cultuur buiten Friesland. Sikke was bovendien lid en zeer actief voor de Nederlands Hervormde Kerk. Hij was koster voor de kerk en regelde praktische zaken rondom het kerkgebouw aan de Eikstraat. Het gezin woonde inmiddels op de Pieter Floriszstraat nummer 4.
Sikke en Ymkje kregen vier kinderen; Jan, Ank, Siep en Fokke Pieter (later: Cock). Jan, Ank en Siep waren al geboren voordat Sikke werd gemobiliseerd. Siep was nog een baby toen Sikke werd gemobiliseerd. Cock werd na de oorlog geboren.
Van burger naar soldaat
Voor de mobilisatie werden alle lichtingen militairen opgeroepen uit de jaren 1924 tot en met 1939: de groep 20- tot 40-jarigen: vijftien jaargroepen. Ook Sikke moest zich dus melden voor de mobilisatie. Hij had in 1925, 1928 en 1930 als onderdeel van de dienstplicht enkele weken gediend bij het 9e regiment infanterie. De mobilisatie werd in iedere gemeente door de burgemeester bekend gemaakt met een “Buitengewone oproeping algemeene mobilisatie”. De eerste mobilisatiedag was 29 augustus. De mobilisatie werd ook via de radio bekend gemaakt.
Sikke wordt de 28ste augustus van zijn werk gehaald en treft voorbereidingen voor zijn vertrek. In zijn plunjezak zit ook het schrift waarin hij zijn belevenissen gaat noteren. Hij brengt nog een bezoek aan familie en brengt de avond thuis door. “De stemming is gedrukt, maar wij zijn niet moedeloos. De kinderen vragen allerlei dingen aan mij over waarom ik weg moet. In de stad is het druk en eenieder is onder de indruk”, noteert hij in zijn dagboek.
Naar Schoorl
Op dinsdag 29 augustus was het op het station van Hoorn een komen en gaan van dienstplichtigen. Familieleden moesten volgens een journalist van De Nieuwe Hoornsche Courant hun geliefden buiten uitzwaaien, want op de perrons stonden zoveel mannen en plunjebalen, dat er geen kip meer bij kon.
Sikke had om 6 uur ’s ochtends thuis al afscheid genomen van zijn vrouw en zijn nog rustig slapende kinderen. “Ym houdt zich best”.
Om half zeven vertrekt Sikke’s trein en zo’n twee uur later is hij in Schoorl, waar hij deel uitmaakt van de 3e compagnie, 9e regiment, III depot Infanterie. Zijn compagnie is ondergebracht in het Doopsgezind broederschapshuis. Hij ontmoet al zijn oude dienstvrienden. “De stemming is opperbest. Om half 7 ’s avonds ga ik de eerste wacht kloppen.”
De eerste warme, zomerse dagen gebeurt er niet veel. De militairen werken overdag aan loopgraven voor de luchtbeschermingsdienst. ’s Nachts lopen ze wacht.
Op zondag 10 september komen Sikke’s vader, vrouw en kinderen op bezoek. “Ze zijn met de auto gekomen vanuit Hoorn. Kleine Siep ligt in een wiegje in de wagen en we maken een ritje naar zee, richting Camperduin. Het is een pracht dag en om 5 uur vertrekken ze weer naar Hoorn.”
Het is een prachtige zomer en wekenlang gebeurt er weinig. De mannen brengen veel tijd in de duinen door. Vanuit het klimduin naast het doopsgezind broederschapshuis in Schoorl kan Sikke de ruim 40 meter hoge watertoren van Hoorn (hoek KeernGeldelozeweg) zien. Het kantoor van zijn werkgever, de PWN, staat er vlakbij, op de Geldelozeweg. De beeldbepalende toren is eind jaren zestig gesloopt.
Bezoek Prins Bernard
Vrijdag 29 september is een memorabele dag. Die dag komt Prins Bernard op bezoek. “Ik had de grote en hoge eer hem te mogen spreken. Hij vraagt naar thuis en enkele andere dingen. Het is een moment dat ik niet snel zal vergeten.” Het gesprek met Prins Bernhard maakt een grote indruk Sikke. De prins complimenteert hem volgens Sikke met zijn “flair” en zijn mooie vrouw. Het is volgens zijn kleindochters Ellis en Corine de Vries het enige dat hij ooit over zijn mobilisatietijd heeft verteld.
Op zaterdag 30 september krijgen de mannen hun soldij uitbetaald: 224 cent, oftewel 2 gulden en 24 cent per week (vergelijkbaar met bijna € 28 nu volgens “prijzen toen en nu” van het CBS). Sikke mag twee dagen met verlof naar huis: zijn regiment wordt overgeplaatst naar Weesp. Thuis is “alles best, ook met de kinderen”. “Ik bezoek tijdens mijn verlof enkele bekenden, zoals Van Putten, Van Pluo, enzovoort, en ik voel mij ’s avonds in de stad geen militair. Het is gezellig thuis, want het is een nieuwtje. Om 11 uur ga ik te bed, dit is toch beter dan de strozak.”
Weesp
Op zaterdag 7 oktober vindt de overplaatsing naar Weesp plaats, naar Fort Uitermeer. Het regent de hele dag en bij aankomst is de huisvesting nog niet in orde. Ze vinden tijdelijk onderdak bij een boer. “We liggen met vijftien Amsterdammers en alles voelt vreemd aan. Niemand voelt zich thuis.”
In Fort Uitermeer houdt Sikke zich onder andere bezig met graafwerk, het versterken van steunpunten, het maken van stellingen en vullen van zandzakken. Ook wordt er veel wacht gelopen. Op zondagen gaat Sikke naar de kerk, net als in Schoorl en tijdens zijn verlof thuis in Hoorn.
Eind oktober mag Sikke weer twee dagen met verlof naar huis. Hij gaat er onder andere op bezoek bij zijn werkgever PWN. “‘s Avonds meldt de radio dat de oorlogstoestand gaat verscherpen. De mensen voelen zich wat ongerust en in Hoorn is er drukte bij de aanplakborden. ’s Avonds blijf ik thuis.“
OP 12 november mag Sikke opnieuw 2 dagen met verlof. “’s Middags ben ik met Ym en de kinderen de stad ingegaan. In Hoorn is het een en al militair en alle scholen liggen vol.” Hoorn was inmiddels garnizoensstad geworden. Het leger had vrijwel alle schoolgebouwen gevorderd en diverse terreinen in de stad, waaronder delen van het Julianapark, het Wilhelminapark en aan de Westerdijk. Sikke sluit zijn eerste verlofdag af met een gezellige zondagavond thuis. “Oost, west, thuis best”.
De volgende dag gaat hij langs bij dominee Snoep van de Nederlands Hervormde kerk aan de Eikstraat, om te vragen of hij een verzoek kan schrijven, zodat Sikke op 19 november de doopsdienst van zijn zoontje kan bijwonen. ’s Avonds vertrekt hij om half 11 weer naar Weesp. “De oorlogstoestand is verergerd en men vreest het intrekken van het verlof.”
Niet bij de doop
Die vrees blijkt gegrond: de volgende dag worden alle verloven ingetrokken. Op 15 november krijgt hij bovendien straf, omdat hij zich te ver van zijn wachtpost heeft verwijderd. Hij mag zich na zijn dienst niet buiten de boerderij begeven. Sikke beleeft de dag van de doop in Weesp, waar het wachthuis “heen en weer schudt” vanwege het stormachtige weer.
Behalve in het lopen van marsen en het oefenen met gasmaskers krijgt de compagnie ook schietonderricht. Op 18 december noteert Sikke: “In Weesp schiet ik de eerste maal heel slecht met 31 van de 40, maar de tweede maal schiet ik 37.” Ook krijgen de mannen voorlichting over geslachtsziekten, krijgstucht en gedrag in het openbaar.
Op 24 december mag Sikke naar huis om in Hoorn kerst te vieren. Het is bar koud geworden en op de singel kan al worden geschaatst. De eerste helft van januari blijft het vriezen. Als Sikke op 13 januari opnieuw met verlof naar huis mag, vriest het nog altijd streng. Met zijn werkgever heeft hij kennelijk afgesproken, dat hij op verlofdagen zijn vaste klanten blijft bezoeken, blijkt uit zijn dagboekaantekeningen.
De kou blijft de hele maand januari aanhouden en in Weesp zijn er diverse zieken. De winter van 1939-1940 zal de koudste winter sinds 1845 worden. Het zou uiteindelijk de derde koudste winter worden van Nederland in de 20ste eeuw. Deze winter staat ook wel bekend als de mobilisatiewinter.
In de eerste week van februari raakt er een trein uit Hoorn ingesneeuwd. Sikke vraagt – en krijgt – vervroegd verlof. En dan wordt ook Sikke door de griep geveld, precies op het moment dat hij thuis met verlof is. De huisarts, dokter Engel, komt langs en schrijft bedrust voor. De vorst komt terug. In de nacht van 13 februari vriest het 16 tot 24 graden, een record in Nederland. Op 14 februari wordt Sikke door zowel zijn huisarts als een militaire arts beter verklaard. Op 15 februari, de dag dat Sikke 35 wordt, vertrekt hij weer naar Weesp.
Op woensdag 28 februari zit het eerste half jaar van zijn militaire dienst erop, staat in zijn dagboek te lezen. “In de voormiddag krijgen we theorie en bezetten we de stellingen. Na de middag moeten we de was inleveren en opnieuw de stellingen bezetten. Na het eten van zuurkool met worst ga ik om half 7 op barakwacht. Er is de gehele nacht op wacht niets te melden, behalve lichtseinen in Utrecht en het afweergeschut uit Amsterdam dat hoorbaar is.”
De spanning loopt op
Als op 8 april 1940 Hitler Denemarken en Noorwegen binnenvalt, loopt ook in Nederland de spanning op. Op donderdag 9 april worden alle verloven ingetrokken. “We mogen de barak niet uit en moeten alles inpakken voor het geval we plotseling verplaatst worden. De stemming is goed, alhoewel men gedenkt vanwege de toestand. Het is tot laat in de nacht rumoerig in de barak.”
Op zaterdag 20 april staat Sikke’s compagnie staat klaar om een voetbalwedstrijd te spelen, als het bericht komt dat alles klaar moet worden gemaakt voor vertrek naar Terneuzen. Om zes uur ’s avonds staat het gehele bataljon aangetreden en om half zeven wordt er naar Weesp gemarcheerd. “Totdat er een tegenorder komt: terug naar de barak. Het is een geweldige drukte in de barak en pas om 1 uur ’s nachts is het rust. De overplaatsing schijnt niet door te gaan tot nader order.”
De volgende ochtend na het appel van acht uur, gaat Sikke met twee Hoornse kameraden met de bus op weg naar Hoorn. Om half twaalf zondagochtend zijn ze thuis. Na een paar uur keren ze – gerustgesteld – terug naar Weesp. Om 11 uur zijn ze terug in de barak. “Alles is goed, geen ophef. Morgen worden we overgeplaatst naar Muiderberg.”
Muiderberg
Sikke’s compagnie komt 23 april terecht in een loods op fort Coehoorn bij Muiderberg. Op zaterdag 27 april ontvangt Sikke een telegram dat zijn dochtertje Ankie in ziekenhuis De Villa ligt. Haar amandelen moeten worden geknipt. Nog geen uur later is Sikke op weg naar Hoorn. “Thuis is alles goed en Ankie maakt het ook goed. Om 8 uur ben ik even naar het ziekenhuis geweest.” Zoon Jan is aan het genezen van waterpokken, maar heeft zijn zus Ankie besmet. Op maandag 29 april, na nog een bezoekje aan zijn dochtertje in het ziekenhuis, keert Sikke terug op zijn post.
In de eerste week van mei is het prachtig weer en wijst niets op de naderende invasie van de Duitsers. Op 7 mei maakt Sikke zich op voor zijn reguliere verlof, maar onderweg naar de bus komt het bericht dat alle verloven zijn ingetrokken. “Ik keer terug naar de barak. De stemming is nog goed. Om 7 uur is er een filmvoorstelling. Er komt weinig nieuws van de radio, behalve dat de zeemacht wordt opgeroepen.”

Oorlog
Op vrijdag 10 mei om 5 uur ’s morgens worden de manschappen opgeschrikt door het bericht van hun compagniecommandant dat er een Duitse aanval op ons land is gedaan. “We maken ons terstond klaar en ontvangen munitie en handgranaten. We betrekken onze stellingen achter Barak Coehoorn. Vreemde vliegtuigen vliegen boven ons land. Eén vliegtuig wordt door ons beschoten en vuurt terug. De spanning stijgt, alhoewel eenieder rustig op zijn post blijft in afwachting van verdere orders.” De Duitse vliegtuigen hadden waarschijnlijk Schiphol als doel.
Volgens gezaghebbend historicus Lou de Jong werden de verloven ingetrokken, omdat de militaire attaché in Berlijn, Bert Sas, een – alarmerend – bericht had verstuurd naar Nederland. Sas stond in nauw contact met de Duitse officier Hans Oster, die hem herhaaldelijk informatie doorspeelde over een mogelijke Duitse inval. Sas gaf deze informatie door aan de Nederlandse autoriteiten. Op 6 mei meldde hij dat Duitsland op 8 mei een aanval op Nederland zou uitvoeren. Als reactie daarop besloot de Nederlandse regering op 7 mei 1940 vrijwel alle verloven in te trekken. Alleen buitengewoon verlof (bijvoorbeeld wegens ziekte of overlijden van gezinsleden) bleef toegestaan. Om onrust te tegen te gaan, benadrukte de regering dat het om een normale voorzorgsmaatregel ging. De verwachte Duitse inval op 8 mei 1940 werd echter uitgesteld vanwege ongunstige weersomstandigheden. De daadwerkelijke inval was enkele dagen later, op 10 mei 1940.
Op zaterdag 11 mei wordt de eenheid van Sikke per bus overgeplaatst naar Amsterdam. “Om 6 uur worden veel vreemde vliegtuigen waargenomen en de sirenes loeien. Er is een geweldige spanning wanneer we door de gemeente Amstelveen rijden.”
Om middernacht komen ze aan op de stadswallen in Amsterdam. “We slapen over elkaar op een kamer in een schuitje, in een stal. Posten worden uitgezet en om de 4 uur gaan 4 man op wacht. De stemming is goed, doch gespannen. Slaap overvalt ons niet, maar men is afgemat. Er is hevig geweervuur op de Pruisen en ook het opbrengen van verdachte personen was veel. Deze zondag zal niet snel vergeten worden.“
Op maandag 13 mei maakt Sikke melding van Duitse vliegtuigen die dankzij het luchtafweergeschut onder vuur komen te liggen. Ook schrijft hij over het bombardement op de Heerengracht dat op 11 mei had plaatsgevonden en waarbij volgens zijn aantekeningen veertig Amsterdammers het leven lieten. In werkelijkheid vielen hier 44 doden en 79 gewonden.
“In de stad is het spannend. De politie en militairen zwoegen, en arresteren veel personen die zich verdacht voordoen. Meer dan dat ik schrijf, beleven wij deze dag. We zijn erg vermoeid, maar doen onze plicht. Honderden worden door ons aangehouden.”
De dag van de capitulatie
Op dinsdag 14 mei om 4 uur wordt de eenheid van Sikke opgeschrikt door een zogeheten “direct opstaan alarm”. “We zijn direct gereed en worden overgeplaatst naar de overkant van het IJ in verband met het maken van stellingen voor het opvangen der vijand. Het is een dag van grote spanning. De bevolking van Amsterdam is uiterst goed voor ons, alles wordt aangeboden, zoals eten, drinken, fruit, enzovoort, enzovoort.
Om 2 uur des middags word ik overgeplaatst naar de Willemsluis voor bewaking.
’s Middags komt het bericht dat Nederland zich heeft overgegeven. “We worden overgeplaatst naar de Beatrixschool, en overnachtten daar en leveren onze wapens in.” Op woensdagmiddag 15 mei wordt de eenheid van Sikke overgeplaatst naar de school aan de Frans Halsstraat 16. “Daar worden we beschouwd als krijgsgevangenen. De spanning is iets verminderd, maar door de verliezen in ons leger heerst er nog rouw (De Duitse inval kostte ongeveer 2.000 Nederlandse militairen het leven. Daarnaast raakten ongeveer 6.000 Nederlandse militairen gewond, red.). Om 8 uur gaan we voor het eerst weer ongekleed naar bed. We zijn doodmoe.”
Krijgsgevangen
Op vrijdag 17 mei ontmoet Sikke in Amsterdam zijn vrouw. Die blijkt twee dagen naar hem te hebben gezocht. “Met haar en de kinderen is alles goed. Om 6 uur ’s avonds breng ik ze weg over het IJ en om 8 uur vertrekt de bus naar Hoorn.”
Hoewel krijgsgevangen, hebben de mannen toch een zekere vrijheid. Sikke bezoekt kerkdiensten en op woensdag 22 mei staat er voor Sikke’s compagnie een bezoek aan Artis op het programma. Op zondag 26 mei komt Ymkje opnieuw naar Amsterdam en maken zij een wandeling door Amsterdam. Diverse kameraden worden de daaropvolgende dagen uit dienst ontslagen en mogen naar huis.
Op dinsdag 30 mei breekt ook voor Sikke de langverwachte dag van terugkeer naar huis aan. “Om 9 uur ontvang ik mijn pas. Ik neem afscheid van de jongens en om half 12 ben ik thuis, waar alles best in orde is. Vanmiddag heb ik wat spullen opgeknapt en mijn tuintje in orde gemaakt. Verder gaat alles goed, en morgen ga ik naar het bedrijf. Mijn mobilisatietijd zit erop en ik hoop dat het nooit meer nodig zal zijn om mijn uniform te dragen.”
Van soldaat naar burger
Op vrijdag 31 mei sluit Sikke zijn dagboek af. “Vandaag heb ik kennissen en familie ontmoet, en met vele gesproken. Morgen ga ik weer in dienst bij de PWN. Ik heb veel beleefd in de tijd waarin dit boek is geschreven. Ik hoop van harte dat er nooit en te nimmer meer oorlog over ons komt. God zij dank dat allen die mij dierbaar zijn, gespaard zijn gebleven.”
Vanwege zijn werk bij de PWN hoefde Sikke niet als dwangarbeider (Arbeitseinsatz) naar Duitsland. Hij had een cruciaal beroep, aangezien hij verantwoordelijk was voor de aanleg van waterleidingen en het meten van de waterstand.
Hoewel Sikke en Ymkje niet actief waren in het verzet, pleegden ze wel stil verzet. Dit bestond vaak uit kleine acties. Zo werden er in de Pieter Florisstraat oranje Afrikaantjes geplant om te laten zien dat men Oranjegezind was, iets waar ook Sikke en Ymkje aan meededen. Daarnaast tapte Sikke af en toe benzine uit Duitse voertuigen als vorm van stil verzet.
Ook het gezin Sikke kreeg tijdens de hongerwinter te kampen met gebrek aan voedsel. Om te overleven aten ze onder andere een zwaan uit de stadsvijver en tulpenbollen. Ymkje bezocht regelmatig boeren in de omgeving van Hoorn. Zij zal vele boeren gekend hebben, omdat ze in het verleden een kaaswinkel had gehad. Daarnaast ondernam Ymkje regelmatig voedseltochten naar Friesland om melk en eieren bij boeren te halen. Friesland was immers agrarischer en kende minder voedseltekorten. Dat was ook de reden dat hun oudste zoon Jan werd ondergebracht bij familie in Friesland. Zo was er thuis één mond minder te voeden in deze moeilijke tijd. Ook Sikke probeerde voedsel te bemachtigen. Hij moest regelmatig de waterstand meten op plekken waar Duitsers gelegerd waren. Hierdoor wist hij kuch, ook wel bekend als munitiebrood, van de Duitsers te krijgen.
Na de oorlog
Sikke bleef ook na de oorlog werkzaam bij het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland. Hij was verantwoordelijk voor de installatie van diverse waterleidingen in heel Noord-Holland. Hij werd lid en secretaris van de Christelijke Muziekvereniging Crescendo.
In de jaren vijftig werd het gezin Sikke uitgebreid met een vierde kind: Fokke Pieter (roepnaam Cock).
In die periode besloten Sikke en Ymkje te verhuizen van de Pieter Florisstraat naar de Veenenlaan 143. In de jaren zestig verhuisden ze opnieuw, ditmaal naar de vlakbij gelegen Van de Blocqueriestraat 6.
Sikke bleef actief als koster in de Eikstraatkerk. In zijn vrije tijd hield hij zich graag bezig met tuinieren, tekenen en schrijven. Ook had hij in de Van Blocqueriestraat een eigen werkplaatsje waar hij van alles in elkaar knutselde.
In 1989 overleed Ymkje. Vanaf dat moment woonde Sikke in verzorgingshuis Westerhaven in Hoorn. Zijn dagboek verhuisde mee. Sikke overleed op 6 mei 1997 op 92-jarige leeftijd, twee jaar vóór de geboorte van zijn achterkleinzoon Lars Brull (1999). Lars is een kleinzoon van Sikke’s enige dochter Ank. Na het overlijden van haar ouders kreeg Ank het dagboek van Sikke in handen. Zij heeft het dagboek vele jaren zorgvuldig bewaard.
Sikke sprak zelden over zijn mobilisatietijd. Binnen de familie was daardoor weinig bekend over deze periode, totdat het dagboek in handen kwam van zijn achterkleinzoon en historicus Lars Brull. Lars besloot het dagboek te transcriberen, gedreven door zijn fascinatie voor geschiedenis.
Postuum onderscheiden
In 2023 deden Lars en zijn moeder Ellis de Vries (kleindochter van Sikke) een aanvraag bij het Ministerie van Defensie voor het Mobilisatie-Oorlogskruis (MOK). Deze onderscheiding werd postuum toegekend.
Sikke kreeg daarmee erkenning voor zijn inzet als soldaat in de periode 1939-1940. Helaas kon hij zelf de onderscheiding niet meer in ontvangst nemen. Dat deed zijn kleindochter Ellis.
Verdieping
Lees hier meer over Sikke Hiemstra en zijn familie.